De ochtendlucht hing zwaar van stilte
toen de eerste zonnestralen aarzelend door de palmbomen braken.
Het was vijf uur in de ochtend, het uur waarop de wereld nog sliep.
Alleen in de binnenplaats klonk het zachte ritme van blote voeten op de aarde.
Daar stond hij: Sankaranarayanamenon, mijn leermeester.
Zijn houding recht, zijn blik scherp en onverzettelijk.
Hij sprak niet veel woorden, maar zijn aanwezigheid was genoeg om discipline in te ademen.
Elke beweging die hij voordeed leek eenvoudig,
maar vereiste een concentratie die mijn jonge lichaam pas gaandeweg begon te begrijpen.
Zo begonnen onze dagen, telkens weer, in het ritme van ademhaling, beweging en stilte.
Het was zwaar, maar tegelijk vormend.
Vandaag, vele jaren later, draag ik die ochtenden nog steeds met me mee.
Ik beoefen kalaripayatt nog altijd met plezier. Niet altijd meer om vijf uur in de ochtend, dat geef ik toe.
Soms wat later.
Maar telkens als ik mijn eerste beweging inzet,
voel ik weer datzelfde ritme van lang geleden,
en zie ik voor me hoe mijn leermeester zwijgend toekeek,
met de wijsheid van een man
die wist dat discipline het hart van vrijheid is.